Blaasstenen zijn stenen die ontstaan in de blaas door kristallisatie van mineralen in de urine. Meestal is er een onderliggende factor die ervoor zorgt dat deze kristallisatie vergemakkelijkt wordt.

Mensen die zich niet volledig leeg plassen hebben meer risico om dit te ontwikkelen. Ook patiënten die op chronische basis een katheter of intermitterend katheteriseren  hebben vormen gemakkelijker blaasstenen. Patiënten met stofwisselingsziekten vormen ook gemakkelijker blaasstenen.

Blaasstenen geven lang niet altijd klachten. Zeker kleine steentjes kun je vaak gemakkelijk uitplassen. Soms merk je tijdens het plassen dat de stroom eventjes stokt en dat het steentje dan met een tikje in het toilet valt. Als u blaasstenen heeft wordt geadviseerd om in een zeef te plassen om blaassteentjes op te vangen zodat ze in een laboratorium onderzocht kunnen worden. Grotere blaasstenen of een groot aantal blaasstenen, kunnen wel klachten veroorzaken.

De bekendste symptomen zijn:

  • Pijn bij het plassen.
  • Moeite met plassen door een zwakke of zelfs onderbroken straal.
  • Bloed in de urine.
  • Vaak aandrang voelen.
  • Pijn in de buik en onderrug.
  • Koorts en koude rillingen.

De urine wordt onderzocht worden op tekenen van een ontsteking (urineweginfectie).

Bij vermoeden van blaasstenen, kan er een röntgenfoto van de buik en/of een echo van de buik worden gemaakt. Regelmatig is een aanvullende CT scan nodig. Hierbij wordt meestal geen contrast vloeistof gebruikt. Bij plasklachten kan ook een cystoscopie worden verricht waarbij een blaassteen kan worden vastgesteld.

 

Een CT-scan is een onderzoek, waarbij met röntgenstralen afbeeldingen worden gemaakt van dwarsdoorsneden van een deel van het lichaam.

De opnamen die door de CT-scanner worden gemaakt, geven een driedimensionaal beeld. Met de scan kan de arts afwijkingen aan de bloedvaten, organen of botten beter opsporen of beter in beeld krijgen. Met een CT scan van de urinewegen kunnen de radioloog en de uroloog de nieren, urineleider en blaas goed beoordelen. Zij kunnen bijvoorbeeld zien of er een tumor, een steen of een aangeboren of verworden afwijking is van en in de nier, urineleider en/of blaas. 

Voorbereiding

Een CT-scan van de urinewegen is altijd met contrast vloeistof. U krijgt via een infuus in uw arm contrastvloeistof toegediend. Deze vloeistof zorgt ervoor dat de nieren en de urineleider beter zichtbaar zijn op de scan. Dit contrastmiddel kan in zeldzame gevallen leiden tot een allergische reactie en/of nierschade. Daarom moet u voordat er wordt begonnen met het onderzoek, een aantal vragen beantwoorden. In sommige gevallen wordt er ook bloed afgenomen om eventuele risicofactoren op te sporen. Daarnaast is het 
noodzakelijk dat er een recente nierfunctie bekend is. Als de nierfunctie niet bekend is, kan het onderzoek vaak niet doorgaan!

Als blijkt dat er risicofactoren aanwezig, kan het zijn dat u op de dag van het onderzoek in het ziekenhuis wordt opgenomen. In het ziekenhuis krijgt u een infuus om nierschade of een allergische reactie te voorkomen.


Bij ondervulling is de kans op nierproblemen na een CT-onderzoek met contrast groter. Ondervulling wil zeggen dat er minder vocht in de bloedvaten aanwezig is. Neemt u daarom contact op met uw behandelend arts als u de dag voorafgaand aan het onderzoek of op de dag van het onderzoek last heeft (gehad) van ernstige diarree/ernstig braken of/en langer dan 3 dagen voorafgaand aan het onderzoek absolute bedrust heeft gehad.

Ook is het belangrijk dat u 12 uur voor het onderzoek geen ontstekingsremmende pijnstillers meer inneemt. Heeft u toch ontstekingsremmende pijnstillers binnen 12 uur voor het onderzoek ingenomen? Geef dit dan aan. Het kan zijn dat het onderzoek naar een later tijdstip wordt uitgesteld.

Onderzoek

De radiologisch laborant haalt u op uit de wachtkamer en brengt u naar de kamer waar het onderzoek plaatsvindt. De laborant stelt u voorafgaand aan het onderzoek een aantal vragen en vertelt u tijdens het onderzoek wat er gaat gebeuren. Daarna neemt u plaats op de onderzoekstafel. De laborant loopt de kamer uit, maar hij kan u wel zien. U kunt met hem praten via de intercom. De onderzoekstafel wordt langzaam door de opening in het midden van het apparaat geschoven. Zo nodig vraagt de laborant u tijdens het onderzoek even uw adem in te houden. U krijgt via een infuus in uw arm contrastvloeistof toegediend. Na het inspuiten van de contrastvloeistof kunt u een warm gevoel in uw keel en soms ook in uw onderbuik krijgen. Dit gevoel verdwijnt na een paar minuten. Het is belangrijk dat u tijdens het onderzoek zo stil mogelijk blijft liggen. Het onderzoek duurt 10 tot 25 minuten. 

Nazorg

Omdat er contrastmiddel is toegediend moet u de rest van de dag meer drinken dan normaal. Hierdoor kan het contrastmiddel uw lichaam sneller via de urine verlaten. Overleg met uw behandelend arts als u een vochtbeperking heeft. U krijgt de uitslag van het onderzoek van uw behandelend arts.

Een cystoscopie is een kijkonderzoek van de plasbuis en de blaas. Dit wordt gedaan met een cystoscoop door een uroloog.

Een cystoscopie kan verricht worden indien u bloed plast, bij verdenking van een afwijking van de blaas of plasbuis en bij plasklachten.

Voorbereiding

Voor een cystoscopie hoeft u geen speciale voorbereidingen te treffen. Ondanks het verdovende glijmiddel kan het inbrengen van de cystoscoop als vervelend worden ervaren. Omdat uw blaas wordt gevuld met een zoutoplossing krijgt u aandrang om te plassen.

Als u iemand mee wilt nemen voor steun, overleg dit dan met de arts.

Het onderzoek

Tijdens dit onderzoek ligt u met ontbloot onderlijf op een behandeltafel met uw benen gespreid in beensteunen. We maken uw penis of schede schoon met water en we spuiten verdovend glijmiddel in uw plasbuis.

Als dat is ingewerkt, brengt de uroloog de cystoscoop via de plasbuis in de blaas. Om de wand van de blaas goed te kunnen zien, laten we een steriele zoutoplossing in uw blaas lopen.

Er zijn flexibele en starre cystoscopen. Bij mannen wordt de flexibele cystoscoop gebruikt omdat zij een langere plasbuis hebben. Bij vrouwen wordt de starre cystoscoop gebruikt.

We onderzoeken uw blaaswand, de wand van de plasbuis en (bij mannen) de doorgang in de prostaat. Zien we afwijkingen, dan nemen we een stukje weefsel uit en laten dat onderzoeken door het laboratorium.

 

 

Nazorg

Als er geen bijzonderheden zijn, hoort u dat meteen. Zijn er stukjes weefsel afgenomen, dan duurt het onderzoek daarvan ongeveer 10 werkdagen. Uw arts maakt een afspraak met u om de uitslag te bespreken.  Na het onderzoek moet u de zoutoplossing uitplassen. Uw plasbuis is nog een paar dagen gevoelig. Door veel te drinken, wordt het plassen minder branderig. Uw urine kan een paar dagen rood van kleur zijn.

Als u koorts krijgt, veel pijn en de klachten bij het plassen blijven aanhouden, neem dan contact op met uw behandelend arts.

Bij kinderen

Als uw kind plasklachten of vaak urineweginfecties heeft, kan worden besloten dat er een kijkoperatie van blaas en plasbuis zal plaats vinden. Deze kijkoperatie vindt plaats op de operatiekamer onder anesthesie. Soms wordt besloten in de blaas én de plasbuis te kijken omdat er bij een ander onderzoek een afwijking is gezien.

Afhankelijk van wat er tijdens de kijkoperatie is gezien, wordt er voor uw kind een controle afspraak gemaakt bij de kinderuroloog.

Afwijkingen in blaas of plasbuis

Tijdens de kijkoperatie wordt in de blaas gekeken of het slijmvlies niet ontstoken is, hoe gespierd de blaaswand is en of de openingen van de urineleiders er normaal uitzien. In de plasbuis wordt gekeken of er geen vernauwingen zijn. Met name de uitgang van de plasbuis (het plasgaatje) kan soms te nauw zijn. In de plasbuis van jongens wordt gekeken of er plasbuiskleppen of andere vernauwingen aanwezig zijn. Plasbuiskleppen (of urethrakleppen) zijn vliesjes die diep in de plasbuis aanwezig kunnen zijn en deze kunnen de plasstraal belemmeren. 
Als er tijdens de kijkoperatie een afwijking in de blaas of plasbuis wordt gezien, kan deze afwijking meestal direct tijdens de kijkoperatie worden verholpen. Zo nodig brengt de arts een blaaskatheter in, deze blijft soms één nacht zitten.

Opname

Uw kind wordt opgenomen op een van de verpleegafdelingen van het ziekenhuis. Afhankelijk van de leeftijd van uw kind en het tijdstip van de operatie vindt opname plaats op de dag van het onderzoek: uw kind moet dan nuchter komen of op de dag vóór het onderzoek: uw kind hoeft dan niet nuchter te komen

De opname duurt meestal een dag, afhankelijk van het herstel van het kind. Als uw kind tijdens de kijkoperatie een blaaskatheter (deze wordt in de blaas ingebracht via de plasbuis) krijgt, dan moet uw kind soms een nacht in het ziekenhuis blijven. Het kan ook voorkomen dat de katheter al een paar uur na de operatie wordt verwijderd. Uw kind kan dan, nadat het een plas heeft gedaan, dezelfde dag mee naar huis.

Medicatie

Indien uw kind thuis dagelijks antibiotica gebruikt dient u hiermee door te gaan tot aan de operatiedag. 
Tijdens de operatie wordt een infuus ingebracht. Via dit infuus krijgt uw kind antibiotica toegediend. Na de operatie hoort u van de kinderuroloog of uw kind thuis moet doorgaan met de antibiotica.

Als uw kind een blaaskatheter krijgt, dan wordt soms driemaal daags een medicijn (meestal Oxybutynine in de vorm van een drankje of een pilletje) voorgeschreven. Dit ter voorkoming van blaaskrampen. Het medicijn wordt gestopt voordat de blaaskatheter wordt verwijderd.

Pijnbestrijding

Om ervoor te zorgen dat uw kind na de operatie zo weinig mogelijk pijn heeft, wordt een plaatselijk verdovingsmiddel ingespoten bij het stuitje. Andere mogelijkheid is dat uw kind pijnmedicatie krijgt toegediend in het infuus of via de mond. Als uw kind, ondanks de pijnmedicatie, aangeeft nog steeds pijn te hebben, dan kan in overleg met de anesthesist extra medicatie worden gegeven. 
Met name plassen kan gevoelig zijn, dit kan een tot meerdere dagen duren. Daarom wordt geadviseerd om uw kind tot 48 uur na de operatie op regelmatige tijden paracetamol te geven, indien nodig kunt u hiermee nog twee dagen langer doorgaan met pijnmedicatie.

Nazorg

Als uw kind geen blaaskatheter heeft en de conditie van uw kind goed is, dan kan uw kind dezelfde dag naar huis. Als uw kind een blaaskatheter voor de nacht heeft, dan wordt deze in principe de volgende ochtend verwijderd. Als uw kind daarna goed heeft geplast en een goede conditie heeft, dan mag uw kind naar huis.
Thuis mag uw kind weer alles doen. Als uw kind zich goed voelt, dan mag het de volgende dag weer naar school.
Heeft uw kind een wondje bij het plasgaatje, of zitten er hechtingen, dan is gymnastiek, sportbeoefening, stoeien en zwemmen de eerste week niet verstandig.
Uw kind mag gewoon douchen of in bad gaan.

Bijwerkingen

Om pijnklachten zoveel mogelijk te voorkomen is het verstandig dat uw kind voldoende drinkt. Het kan voorkomen dat na de kijkoperatie een ‘branderig ‘ gevoel ontstaat tijdens het plassen. Het is belangrijk dat uw kind de urine niet ophoudt. Als uw kind vaker plast verminderen de klachten. Ook kan er soms wat bloed in de urine zitten, dit verdwijnt meestal na enkele uren. 
Bij een wond in de plasbuis kunnen tot een aantal dagen na de operatie enkele zwarte korrels meekomen in de plas, dit zijn korstjes die mee geplast worden.

Het is raadzaam om contact met het ziekenhuis op te nemen als:

  • Uw kind koorts krijgt (temperatuur hoger dan 38,5 C)
  • Uw kind langer dan een paar dagen pijn houdt of opnieuw pijn krijgt bij het plassen
  • De pijn niet verdwijnt na het gebruik van pijnmedicatie
  • De urine erg gaat ruiken
  • Uw kind veel bloed verliest bij het plassen
Bij een van deze klachten kunt u in overleg met de arts of verpleegkundige van de polikliniek of van de verpleegafdeling bekijken hoe u uw kind het beste kunt verzorgen. Zo nodig wordt de geplande afspraak voor controle op de polikliniek vervroegd. 

De behandeling van blaasstenen gebeurt meestal door een operatie. Een blaassteenlithotripsie ofwel cystolithotripsie. Er gaat dan een buisje met een camera via de plasbuis naar binnen. Door middel van een punchtang kan de steen kapot worden gemaakt zodat deze kan worden verwijderd en uitgespoeld. De steen kan ook met een grijpertje worden verwijderd. Tegenwoordig kan ook een laserfiber worden gebruikt om de steen te verpulveren.

Als de steen erg groot is dan zal een operatie (via de buikwand) nodig zijn om de steen te verwijderen. Deze operatie wordt sectio alta genoemd. Met de komst van de laser, is dit niet vaak meer nodig.

Als u een blaassteen heeft doordat u niet goed leeg plast door een vergrote prostaat, wordt de ingreep vaak gecombineerd met het schrapen van de prostaat (TURP)

Meer informatie over deze behandelingen vind u hier.

Een blaassteen lithotripsie wil letter zeggen het verbrijzelen van de blaassteen. ‘Litho‘ betekent steen en ‘tripsie’ betekent verbrijzelen. Deze operatie wordt via de plasbuis uitgevoerd.

Voorbereiding

Bloedverdunners dienen doorgaans voor de operatie tijdelijk gestaakt te worden.

De operatie

De ingreep gebeurt onder algemene narcose of onder plaatselijke verdoving door middel van een ruggenprik. Tijdens de ingreep ligt U op de rug met uw benen opgetrokken in beensteunen. Er wordt een instrumentje in de plasbuis gebracht waarlangs de steen in kleine stukjes geschoten en uitgespoeld wordt. Ofwel wordt hierbij gebruik gemaakt van een mauermayer stonepunch (een mechanisch toestel dat de steen kapot maakt), ofwel wordt gebruik gemaakt van een laser om deze steen kapot te schieten. De operatie duurt afhankelijk van de grootte en hardheid van de steen ongeveer een half uur tot een uur. Aan het einde van de operatie krijgt u een blaaskatheter. Deze katheter zorgt voor een goede urineafvoer van eventuele bloedstolsels en restgruis. 

Nazorg

Na de operatie blijft de katheter doorgaans tot de volgende ochtend zitten afhankelijk van de kleur van de urine. Na het verwijderen van de katheter via de plasbuis gaat u weer zelf plassen. In het begin kan het plassen een branderig gevoel geven. Door goed te drinken (ongeveer 2 liter) spoelt u de blaas en verdwijnen deze klachten meestal snel. De verpleegkundige op de afdeling controleert na het plassen of de blaas voldoende geleegd is. 

Er wordt met u afgesproken wanneer u de bloedverdunners weer mag hervatten. Over het algemeen kan dit als de urine 2 dagen helder is.

Bijwerkingen

Na elke ingreep kan een complicatie ontstaan maar doorgaans verloopt een operatie en de periode daarna zonder problemen. Problemen die bij deze ingreep voor kunnen komen zijn:

  • Branderigheid tijdens het plassen.
  • Blaasontsteking waarvoor behandeling met antibiotica nodig is.
  • Tijdelijk bloed in de urine tijdens het plassen.
  • Lukt het niet om alle stenen (of rest fragmenten) te verwijderen.
  • Ontstaan na verloop van tijd opnieuw blaasstenen.

Zeer zelden kan een beschadiging van de urinebuis ontstaan waardoor litteken en vernauwingen kunnen ontwikkelen. Ook komt een enkele keer een perforatie (gaatje) van de blaas kan voorkomen. Vaak kan dit behandeld worden door wat langer de blaaskatheter in te houden, maar soms is een operatie via een snede in de onderbuik nodig om de blaas te hechten. In een enkel geval blijken de stenen te groot om via de plasbuis te verwijderen, dan is het nodig om via een snede in de onderbuik de blaas te openen en de stenen te verwijderen (Sectio Alta).

Een TURP-behandeling is een kijkoperatie die wordt toegepast bij een vergrote prostaat. Bij de behandeling verwijdert de uroloog prostaatweefsel dat de plasbuis dichtdrukt.

TURP is een afkorting van de woorden Trans-Urethrale Resectie Prostaat. Transurethraal betekent via de plasbuis en resectie betekent weghalen. De ‘P’ staat voor ‘prostaat’. Meestal is een prostaatvergroting goedaardig.

Voorbereiding

Op de dag van uw opname wordt u op de afgesproken tijd en plaats in het ziekenhuis verwacht. Daar heeft u een opnamegesprek met een afdelingsverpleegkundige. Zij vertelt u over de operatie en uw verblijf op de afdeling. Zodra u aan de beurt bent, brengt een medewerker u in uw bed naar de operatieafdeling. Daar plaatst de anesthesist een infuus (een dun slangetje in een bloedvat) waardoorheen u de narcose en eventuele medicatie krijgt toegediend. Dit infuus wordt meestal na een dag verwijderd.

De operatie

De ingreep vindt plaats in de operatiekamer. Tijdens de operatie brengt de uroloog in uw plasbuis een kijkbuisje in. Via dit buisje wordt een instrument ingebracht. Hiermee verwijdert de uroloog het prostaatweefsel dat de plasbuis dichtdrukt. Soms wordt de prostaat niet weggeschraapt, maar weg gelaserd. 

 

 

Na de operatie laat de uroloog een katheter in uw blaas achter. Dat is een slangetje waardoorheen de urine uit de blaas loopt. Via deze katheter wordt uw blaas, afhankelijk van de kleur van uw urine, regelmatig met een vloeistof doorgespoeld om bloed en eventuele bloedstolsels te verwijderen.

Nazorg

Omdat u via uw penis wordt geopereerd, heeft u geen uitwendige wond. Wel is er inwendig een wond ontstaan, op de plek van de prostaat. De eerste dagen kunt u hierdoor soms wat pijn hebben. De blaaskatheter, die tijdens de operatie in uw blaas is geplaatst, kan soms pijnlijke krampen veroorzaken. Wanneer dat bij u het geval is, kunt u daar medicijnen tegen krijgen. De katheter zal na 1 of 2 dagen door de verpleegkundige worden verwijderd. Na de verwijdering van de blaaskatheter moet het spontane plassen weer op gang komen. Vaak gaat dit vlot en voorspoedig. Soms kunnen er in het begin wat problemen zijn. Meestal moet men in het begin vaak plassen, is het plassen wat gevoelig en branderig en heeft men er niet direct volledige controle over. In het algemeen zijn de ergste problemen binnen enkele dagen verdwenen.

Ongeveer 1 tot 2 dagen na de ingreep kunt u weer naar huis toe. Uitzonderingen hierop komen echter voor. De genezing van de inwendige wond duurt 2 tot 3 maanden. In deze periode kunt u in het begin nog wat plasproblemen hebben. Het is mogelijk dat u nog vaak moet plassen en dat u de plas minder goed kunt ophouden. Dit probleem verdwijnt vanzelf wanneer de wond genezen is. 

In de eerste 6 weken na de operatie kan er een enkele keer nog wat bloed bij de plas zitten. Doet zich dat bij u voor, neem dan rust en drink veel (zo’n 2 liter per dag) tot het bloed verdwenen is. Blijft de urine desondanks meerdere dagen achtereen bloederig, neem dan contact op met uw behandelaar.

U wordt veelal geadviseerd om de eerste 6 weken na de operatie

  • minstens 2 liter per dag te drinken en als het warm is meer, tot het plassen volledig normaal gaat
  • geen alcohol te drinken
  • geen zware lichamelijke arbeid te verrichten
  • niet te fietsen
  • zo min mogelijk te persen bij de ontlasting (voorkom een trage stoelgang door veel te drinken en vezelrijke voeding te eten)
  • geen gemeenschap te hebben.

Risico's en bijwerkingen

Aan iedere behandeling zijn enige risico’s verbonden, hoewel wij natuurlijk ons best doen om deze te voorkomen. Het is van belang dat u weet welke risico’s dit zijn en wat u moet doen als er een complicatie optreedt. Hierdoor kunnen problemen zoveel mogelijk worden voorkomen. De meest voorkomende complicaties zijn:

  • pijn aan het einde van de plas
  • urineweginfectie, waardoor u antibiotica nodig heeft
  • nabloeding, waardoor u een bloedtransfusie en soms een heroperatie nodig heeft om het bloeden te stoppen
  • tijdelijk verlies van urine (incontinentie), waardoor u inleggers en soms fysiotherapie of medicatie nodig heeft
  • tijdelijke verergering van de aandrang, waardoor u extra medicatie nodig heeft
  • verslechtering van de hardheid van de penis bij erecties, waardoor u erectiepillen moet gaan gebruiken  of een verminderd gevoel bij orgasme
    • In het begin kan het vrijen nog wat pijnlijk zijn, maar wanneer de operatiewond is genezen zal de seksuele behoefte snel weer terugkeren. Uw seksuele gevoelens en de beleving van seks zullen door de operatie dus niet veranderen. U kunt na de operatie evengoed een stijve penis krijgen als tevoren en u kunt net zo goed klaarkomen en genieten van seks. Wel kan de hardheid van de penis bij erecties verslechteren, waardoor u erectiepillen moet gaan gebruiken. Een aantal mannen ervaart zelfs een verbetering van het seksleven, doordat zij geen last meer hebben van hun prostaat.
  • droog orgasme (geen zaadlozing bij orgasme)
    • Na een prostaatoperatie is het vrijwel altijd zo dat het sperma bij een zaadlozing niet meer naar buiten stroomt. Het sperma neemt dan ‘de weg van de minste weerstand’ en dat is na een prostaatoperatie in de richting van de blaas in plaats van naar buiten. Het sperma lost dan op in de urine en wordt later ongemerkt uitgeplast. Het gevoel tijdens het klaarkomen verandert hierdoor niet, u komt alleen ‘droog’ klaar. Dit betekent dat u bij de seksuele omgang geen kinderen meer kunt verwekken. Mocht u nog wel een kinderwens hebben, bespreek dit dan voor de ingreep met uw uroloog.
  • littekenweefsel in de plasbuis, waardoor de de plasstraal weer slechter wordt en het plassen moeilijker gaat.