Een overactieve blaas (OAB) betekent dat uw blaas plotselinge samentrekkingen maakt, ook als deze nog niet vol is.

Dit zorgt voor:

  • Een plotselinge, sterke aandrang om te plassen

  • Vaak moeten plassen: meer dan 8 keer per dag of meer dan 2 keer per nacht

  • Soms urineverlies vóór u het toilet haalt (aandrangincontinentie)

De klachten kunnen erg vervelend zijn en uw werk, sociale leven of nachtrust verstoren. OAB komt voor bij mannen én vrouwen, vooral vanaf de leeftijd van 40 jaar. 

Meer informatie over de aandoening vindt u op thuisarts.nl

Bij een vermoeden van overactieve blaas zal de uroloog allereerst een gesprek met u voeren. De klachten worden besproken en u kunt ook vragenlijsten invullen om de ernst in kaart te brengen.

Vaak verricht de uroloog ten tijde van het eerste consult ook een lichamelijk onderzoek. Bij vrouwen wordt gekeken naar de bekkenbodemspieren, de gezondheid van de vagina (vulva), eventuele verzakkingen en/of afwijkingen bij de uitgang van de plasbuis. Bij mannen wordt naar de prostaat gevoeld.

Alvorens het eerste consult is u vaak al gevraagd een plasdagboek bij te houden. In een plas- of mictiedagboek gaat u gedurende 3 x 24 uur een dagboekje bij houden. Het is de bedoeling om dit dagboek op gewone dagen in te vullen, dus niet op een dag dat u een uitstapje heeft gepland of dingen die u anders niet zo vaak doet. Meer informatie kan u hieronder vinden.

Daarnaast wordt u vaak gevraagd met een volle blaas naar het ziekenhuis te komen voor een flowmetrie en residu meting. Dit is een onderzoek waarbij we de functie van de blaas testen. Het gaat hierbij om de kracht van de urinestraal tijdens het plassen. Mensen met een overactieve blaas vinden het vaak moeilijk om hun plas op te houden, waardoor dit onderzoek niet altijd lukt. Daar heeft de uroloog begrip voor. Probeert u het desalniettemin toch, want het geeft waardevolle informatie om uw klacht beter te begrijpen en te behandelingen

Om een urineweginfectie uit te sluiten, wordt uw urine soms getest.

Als verschillende behandelingen geen verbetering geven, besluit de uroloog soms een urodynamisch onderzoek te verrichten. Tijdens dit onderzoek kijkt men hoe uw blaas werkt: hoe ze zich vult, hoe ze samentrekt, en of u goed kunt uitplassen. Met behulp van dunne slangetjes meet men de druk in uw blaas en buik. Ook wordt gekeken hoe de spieren rond uw blaas (zoals de bekkenbodem) reageren.

U ligt ontspannen op een onderzoeksbank. De verpleegkundige brengt voorzichtig twee slangetjes in: één via de plasbuis naar de blaas, en één in de anus. Daarna wordt uw blaas langzaam gevuld met een steriele vloeistof. U geeft ondertussen aan wat u voelt, zoals aandrang. Als u genoeg voelt, wordt u gevraagd op een speciaal toilet te plassen terwijl er metingen worden gedaan.

Het onderzoek duurt ongeveer 30 tot 60 minuten. Het is niet pijnlijk, maar kan wel wat ongemakkelijk zijn. De resultaten geven uw uroloog waardevolle informatie om samen met u een passende behandeling te kiezen.

Een flowmetrie is een onderzoek waarbij we de functie van de blaas testen. Het gaat hierbij om de kracht van de urinestraal tijdens het plassen.

Voorbereiding

Voor dit onderzoek is het belangrijk dat u een volle blaas heeft. Met een halfvolle blaas lukt de meting niet. Dit betekent dat u minstens 2 uur voor uw bezoek aan de polikliniek moet uitplassen en daarna de urine moet ophouden. Daarbij gaat u extra drinken, zodat u aandrang heeft als u op de polikliniek komt. Het onderzoek lukt het beste als u normale tot sterke aandrang om te plassen voelt.

Flowmetrie

Tijdens het onderzoek plast u in een speciaal daarvoor bestemd toilet. Er is een meter ingebouwd in het toilet die de kracht van de straal meet. Deze meting wordt geregistreerd op grafiekpapier.

Echo van de blaas

Na een flowmetrie maakt de verpleegkundige meestal ook een echo van de blaas. Dit is om te zien of u uw blaas helemaal leeg plast. Als er te veel urine achterblijft kan dit klachten veroorzaken. Met een uitwendige echografie wordt de hoeveelheid urine gemeten die na het plassen in de blaas is achtergebleven. Dit noemt men een echo-residu bepaling. Het onderzoek is ongevaarlijk en geeft geen bijwerkingen.

Bij dit onderzoek maakt men gebruik van geluidsgolven (trillingen). Deze zijn niet hoorbaar. De geluidsgolven kunnen worden opgewekt door een transducer. Dit is een zender/ontvanger. Door de transducer over uw buik te bewegen worden de geluidsgolven in uw buik gezonden. De organen in uw buik, dus ook de blaas, weerkaatsen deze geluidsgolven. Dit noemt men echo's. Deze echo's worden op een beeldscherm weergegeven. Zo kan men nauwkeurig meten hoeveel urine er na het plassen in de blaas is achtergebleven. De verpleegkundige brengt voor het onderzoek een beetje gelei op de huid van de buik aan ter hoogte van de blaas. Het onderzoek duurt enkele seconden.

Nazorg

Na het onderzoek komt u op het afgesproken tijdstip bij de uroloog voor de uitslag van het onderzoek en kan een behandelplan opgesteld worden.

Een ander woord voor plassen/urinelozing is mictie. Door een mictielijst (plasdagboek) bij te houden kan inzicht worden verkregen in hoeveel iemand drinkt (vochtopname) en de hoeveelheid urine die wordt uit geplast of ongewild wordt verloren. Met deze gegevens kan een diagnose en een behandelplan worden (op)gesteld.

In een plas- of mictiedagboek gaat u gedurende 3 x 24 uur een dagboekje bij houden. Het is de bedoeling om dit dagboek op gewone dagen in te vullen, dus niet op een dag dat u een uitstapje heeft gepland of dingen die u anders niet zo vaak doet.

Het is niet noodzakelijk dat het drie opeenvolgende dagen zijn. 

Uw arts heeft u gevraagd per dag een lijst bij te houden met:
− op welke tijden u plast en/of drinkt;
− hoeveel u plast;
− hoeveel u drinkt;
− heeft u aandrang om te plassen of niet;
− is het plassen pijnlijk of niet;
− is er wel of geen sprake van urineverlies.

Zo kan de arts meer inzicht krijgen in uw klachten en in uw gewoonten. Een dergelijk lijst heet een mictiedagboek en bestaat uit drie dag lijsten. Voor de mannelijke patiënten bevat het mictiedagboek een extra vragenlijst: IPSS = internationale prostaat symptomen score. 

De dagelijkse vochtbehoefte voor een volwassene ligt tussen de 1½ en 2 liter per dag. Hierbij hoeft u niet alleen aan water te denken maar aan alles wat vocht is, zoals bijvoorbeeld een kop soep of een kom vla of
yoghurt. Als u veel transpireert of als u last hebt van diarree is het goed om meer te drinken om het extra vochtverlies weer aan te vullen. Het is normaal dat u wat minder plast dan u gedronken heeft op een
dag. Het kan zijn dat u van uw specialist (anders dan de uroloog) een vochtbeperking heeft gekregen. In dat geval moet u zich aan die vochtbeperking houden.

 

Het onderzoek

Het is de bedoeling dat u 3 x 24 uur een dag lijst invult. Dit hoeven geen drie aaneengesloten dagen te zijn. U kunt zelf bepalen wanneer het voor u uitkomt om het dagboek bij te houden.

Noteer telkens bij een bepaald tijdstip hoeveel u op dat moment drinkt en/of plast en/of hoeveel ongewild urine u verliest.

Hoeveelheid urine

De hoeveelheid urine, die u uitplast, meet u met een maatbeker. U zit daarbij op het toilet en houdt de maatbeker onder u vast (in het toilet dus). Plast u zelf altijd staande, dan plast u ook staande in de maatbeker. 

 

Hoeveelheden drinken

Het is belangrijk dat u zorgvuldig bijhoudt welke hoeveelheden u drinkt en plast. De kopjes, glazen, bekers en dergelijke die u thuis gebruikt kunt u een keer met een maatbeker vullen zodat u weet hoeveel erin gaat.

De hoeveelheid drinken kunt u ook schatten aan de hand van de volgende lijst:
Glas = 150 ml
Kopje = 125 ml
Mok of soepkom = 200 ml
Fruit = 75 ml

Aandrang en/of pijn

De vraag of u wel of geen aandrang heeft is belangrijk bij urineverlies en op de momenten dat u naar het toilet gaat. Het kan namelijk voorkomen dat u erge aandrang voelt en toch maar een kleine plas doet. Of juist dat u geen aandrang voelt terwijl u een grote plas doet en/of urine verliest.

Om de mate van aandrang en de mate van pijn aan te geven kunt u de
volgende tekens gebruiken:
− Geen = -
− Gering = +
− Matig = ++
− Sterk = +++

Urineverlies

Daarnaast kunt u noteren of er sprake is van urineverlies. Een richtlijn hiervoor is:


1. Druppels
2. Scheutjes
3. Kleding nat of verband verwisseld

Hierbij kunt u ook aangeven of u urine verliest bij bukken/hoesten/lachen

 

 

Een voorbeeld van een plasdagboek kunt u hier downloaden.

Een voorbeeld van een plasdagboek voor kinderen kunt u hier downloaden.

 

Een cystoscopie is een kijkonderzoek van de plasbuis en de blaas. Dit wordt gedaan met een cystoscoop door een uroloog.

Een cystoscopie kan verricht worden indien u bloed plast, bij verdenking van een afwijking van de blaas of plasbuis en bij plasklachten.

Voorbereiding

Voor een cystoscopie hoeft u geen speciale voorbereidingen te treffen. Ondanks het verdovende glijmiddel kan het inbrengen van de cystoscoop als vervelend worden ervaren. Omdat uw blaas wordt gevuld met een zoutoplossing krijgt u aandrang om te plassen.

Als u iemand mee wilt nemen voor steun, overleg dit dan met de arts.

Het onderzoek

Tijdens dit onderzoek ligt u met ontbloot onderlijf op een behandeltafel met uw benen gespreid in beensteunen. We maken uw penis of schede schoon met water en we spuiten verdovend glijmiddel in uw plasbuis.

Als dat is ingewerkt, brengt de uroloog de cystoscoop via de plasbuis in de blaas. Om de wand van de blaas goed te kunnen zien, laten we een steriele zoutoplossing in uw blaas lopen.

Er zijn flexibele en starre cystoscopen. Bij mannen wordt de flexibele cystoscoop gebruikt omdat zij een langere plasbuis hebben. Bij vrouwen wordt de starre cystoscoop gebruikt.

We onderzoeken uw blaaswand, de wand van de plasbuis en (bij mannen) de doorgang in de prostaat. Zien we afwijkingen, dan nemen we een stukje weefsel uit en laten dat onderzoeken door het laboratorium.

 

 

Nazorg

Als er geen bijzonderheden zijn, hoort u dat meteen. Zijn er stukjes weefsel afgenomen, dan duurt het onderzoek daarvan ongeveer 10 werkdagen. Uw arts maakt een afspraak met u om de uitslag te bespreken.  Na het onderzoek moet u de zoutoplossing uitplassen. Uw plasbuis is nog een paar dagen gevoelig. Door veel te drinken, wordt het plassen minder branderig. Uw urine kan een paar dagen rood van kleur zijn.

Als u koorts krijgt, veel pijn en de klachten bij het plassen blijven aanhouden, neem dan contact op met uw behandelend arts.

Bij kinderen

Als uw kind plasklachten of vaak urineweginfecties heeft, kan worden besloten dat er een kijkoperatie van blaas en plasbuis zal plaats vinden. Deze kijkoperatie vindt plaats op de operatiekamer onder anesthesie. Soms wordt besloten in de blaas én de plasbuis te kijken omdat er bij een ander onderzoek een afwijking is gezien.

Afhankelijk van wat er tijdens de kijkoperatie is gezien, wordt er voor uw kind een controle afspraak gemaakt bij de kinderuroloog.

Afwijkingen in blaas of plasbuis

Tijdens de kijkoperatie wordt in de blaas gekeken of het slijmvlies niet ontstoken is, hoe gespierd de blaaswand is en of de openingen van de urineleiders er normaal uitzien. In de plasbuis wordt gekeken of er geen vernauwingen zijn. Met name de uitgang van de plasbuis (het plasgaatje) kan soms te nauw zijn. In de plasbuis van jongens wordt gekeken of er plasbuiskleppen of andere vernauwingen aanwezig zijn. Plasbuiskleppen (of urethrakleppen) zijn vliesjes die diep in de plasbuis aanwezig kunnen zijn en deze kunnen de plasstraal belemmeren. 
Als er tijdens de kijkoperatie een afwijking in de blaas of plasbuis wordt gezien, kan deze afwijking meestal direct tijdens de kijkoperatie worden verholpen. Zo nodig brengt de arts een blaaskatheter in, deze blijft soms één nacht zitten.

Opname

Uw kind wordt opgenomen op een van de verpleegafdelingen van het ziekenhuis. Afhankelijk van de leeftijd van uw kind en het tijdstip van de operatie vindt opname plaats op de dag van het onderzoek: uw kind moet dan nuchter komen of op de dag vóór het onderzoek: uw kind hoeft dan niet nuchter te komen

De opname duurt meestal een dag, afhankelijk van het herstel van het kind. Als uw kind tijdens de kijkoperatie een blaaskatheter (deze wordt in de blaas ingebracht via de plasbuis) krijgt, dan moet uw kind soms een nacht in het ziekenhuis blijven. Het kan ook voorkomen dat de katheter al een paar uur na de operatie wordt verwijderd. Uw kind kan dan, nadat het een plas heeft gedaan, dezelfde dag mee naar huis.

Medicatie

Indien uw kind thuis dagelijks antibiotica gebruikt dient u hiermee door te gaan tot aan de operatiedag. 
Tijdens de operatie wordt een infuus ingebracht. Via dit infuus krijgt uw kind antibiotica toegediend. Na de operatie hoort u van de kinderuroloog of uw kind thuis moet doorgaan met de antibiotica.

Als uw kind een blaaskatheter krijgt, dan wordt soms driemaal daags een medicijn (meestal Oxybutynine in de vorm van een drankje of een pilletje) voorgeschreven. Dit ter voorkoming van blaaskrampen. Het medicijn wordt gestopt voordat de blaaskatheter wordt verwijderd.

Pijnbestrijding

Om ervoor te zorgen dat uw kind na de operatie zo weinig mogelijk pijn heeft, wordt een plaatselijk verdovingsmiddel ingespoten bij het stuitje. Andere mogelijkheid is dat uw kind pijnmedicatie krijgt toegediend in het infuus of via de mond. Als uw kind, ondanks de pijnmedicatie, aangeeft nog steeds pijn te hebben, dan kan in overleg met de anesthesist extra medicatie worden gegeven. 
Met name plassen kan gevoelig zijn, dit kan een tot meerdere dagen duren. Daarom wordt geadviseerd om uw kind tot 48 uur na de operatie op regelmatige tijden paracetamol te geven, indien nodig kunt u hiermee nog twee dagen langer doorgaan met pijnmedicatie.

Nazorg

Als uw kind geen blaaskatheter heeft en de conditie van uw kind goed is, dan kan uw kind dezelfde dag naar huis. Als uw kind een blaaskatheter voor de nacht heeft, dan wordt deze in principe de volgende ochtend verwijderd. Als uw kind daarna goed heeft geplast en een goede conditie heeft, dan mag uw kind naar huis.
Thuis mag uw kind weer alles doen. Als uw kind zich goed voelt, dan mag het de volgende dag weer naar school.
Heeft uw kind een wondje bij het plasgaatje, of zitten er hechtingen, dan is gymnastiek, sportbeoefening, stoeien en zwemmen de eerste week niet verstandig.
Uw kind mag gewoon douchen of in bad gaan.

Bijwerkingen

Om pijnklachten zoveel mogelijk te voorkomen is het verstandig dat uw kind voldoende drinkt. Het kan voorkomen dat na de kijkoperatie een ‘branderig ‘ gevoel ontstaat tijdens het plassen. Het is belangrijk dat uw kind de urine niet ophoudt. Als uw kind vaker plast verminderen de klachten. Ook kan er soms wat bloed in de urine zitten, dit verdwijnt meestal na enkele uren. 
Bij een wond in de plasbuis kunnen tot een aantal dagen na de operatie enkele zwarte korrels meekomen in de plas, dit zijn korstjes die mee geplast worden.

Het is raadzaam om contact met het ziekenhuis op te nemen als:

  • Uw kind koorts krijgt (temperatuur hoger dan 38,5 C)
  • Uw kind langer dan een paar dagen pijn houdt of opnieuw pijn krijgt bij het plassen
  • De pijn niet verdwijnt na het gebruik van pijnmedicatie
  • De urine erg gaat ruiken
  • Uw kind veel bloed verliest bij het plassen
Bij een van deze klachten kunt u in overleg met de arts of verpleegkundige van de polikliniek of van de verpleegafdeling bekijken hoe u uw kind het beste kunt verzorgen. Zo nodig wordt de geplande afspraak voor controle op de polikliniek vervroegd. 

De huisarts of bekkenbodemfysiotherapeut heeft vaak al enkele behandeling met u besproken of gestart. Zo kan u al blaastraining hebben gedaan. U leert de aandrang uit te stellen en het tijdsinterval tussen toiletbezoeken geleidelijk te vergroten. Ook bekkenbodemfysiotherapie kan zinvol zijn om de klachten te verbeteren. Versterken of juist ontspannen van de bekkenbodemspieren helpt bij het controleren van aandrang en urineverlies. Oefeningen kunnen thuis of met een fysiotherapeut worden gedaan.

Als training onvoldoende helpt, kan heeft u huisarts soms al medicatie gestart. Dit zijn medicijnen die de blaasspieren tot rust brengen. Dit gebeurt alleen in overleg en na beoordeling van uw situatie. De uroloog bespreekt alle medicamenteuze mogelijkheden met u.

Als u hinderlijke klachten blijft ervaren ondanks bovenstaande behandelingen kunnen wat meer invasieve of operatieve behandelingen overwogen worden.

Dit zijn

Botox behandeling: Botoxinjecties worden in de blaas gespoten om de spier rustiger te maken. Dit gebeurt veelal op de polikliniek alvorens een verdovende spoeling van de blaas.

PTNS (percutane tibiale zenus stimulatie). Dit is een vorm van elektrostimulatie waarbij via een naaldje in de enkel de blaas gedurende 30 minuten wordt gestimuleerd, dit is een poliklinische behandeling die in eerste instantie wekelijks gedurende 12 weken gedaan wordt.

Sacrale neuromodulatie is ook een vorm van elektrostimulatie. Dit is een operatie waarbij een soort pacemaker kastje ingebracht wordt om de blaas rustig te maken danwel te activeren.

Sacrale neuromodulatie is een vorm van zenuwstimulatie. Met behulp van een elektrodraad en een soort pacemaker vind deze behandeling plaats. De behandeling wordt altijd eerst uitgetest voordat een definitieve implantatie plaatsvindt.

Wanneer sacrale neuromodulatie?

Wanneer de opslag van urine of het ledigen van de blaas verstoord zijn, kan er sprake
zijn van het overactieve blaassyndroom of van een (niet-obstructieve)
urineretentie.

Sacrale neuromodulatie is een behandeling die pas ter sprake komt als verschillende andere behandelingen al zijn geprobeerd zonder resultaat. Deze andere behandelingen kunnen, onder andere, zijn: bekkenbodemfysiotherapie, medicijnen of het inspuiten van Botox® (botulinetoxine) in de blaaswand.

 

Hoe werkt sacrale neuromodulatie?

De hersenen sturen de blaas en de dikke darm aan via elektrische signalen richting de spieren van de bekkenbodem, de sluitspieren, de plasbuis, de blaas en het laatste deel van de dikke darm. Dit gebeurt via de sacrale ruggenmergszenuwen. Deze zenuwen bevinden zich achter het heiligbeen (stuitje). Bij sacrale neuromodulatie wordt een elektrodedraad ingebracht in de buurt van één van deze zenuwen.

Door het geven van een stroompje ter plaatse aan één van de zenuwen die de werking van de blaas regelt, kan de blaas zich weer normaal gaan gedragen.

De Europese vereniging voor urologie (EAU) ontwikkelde een folder over deze aandoening. Deze is inmiddels in samenwerking met patientorganisatie bekkenbodem 4 all  en de Firma Medtronic vertaalt. U vindt deze folder hier.

Er zijn verschillende dingen die u thuis kunt doen om de klachten te verminderen:

Drink voldoende, maar niet te veel

  • Drink 1,5 tot 2 liter per dag verspreid over de dag

  • Te weinig drinken maakt de urine geconcentreerd en prikkelend

  • Stop met drinken 1 tot 2 uur voor het slapengaan

 

Let op voeding en dranken. Sommige dranken en voedingsmiddelen kunnen de blaas irriteren. Probeer 3 tot 5 dagen te stoppen met:

  • Alcohol

  • Koffie
  • Koolzuurhoudende dranken

  • Citrusvruchten en tomaat

  • Pittig gekruid eten

  • Chocolade

  • Kunstmatige zoetstoffen

Kies liever voor water, kruidenthee, cafeïnevrije koffie of verdunde vruchtensappen.

Oefeningen

Probeer niet bij elke aandrang direct naar het toilet te gaan. Leid uzelf af (bijv. tellen, ademhalingsoefeningen) en stel het plassen uit in kleine stapjes.

 

Span de bekkenbodemspieren aan alsof u de plas ophoudt. Houd 5 seconden vast en ontspan 10 seconden. Herhaal dit meerdere keren per dag. Een bekkenfysiotherapeut kan u hierbij begeleiden.

Algemene gezondheids / leefstijl adviezen

  • Houd een gezond gewicht

  • Stop met roken (roken prikkelt de blaas)

  • Eet vezelrijk om verstopping (obstipatie) te voorkomen

  • Zorg voor regelmatige beweging