Een urineweginfectie wordt in de volksmond meestal blaasontsteking genoemd. De ontsteking kan behalve in de blaas ook in de plasbuis of in de urineleiders zitten. Bij mannen met een blaasontsteking is dikwijls ook de prostaat ontstoken.

Urineweginfecties komen regelmatig voor: elk jaar bij 1 op de 100 mannen. Deze urineweginfecties ontstaan meestal door bacteriën van buiten af. Meestal leven de bacteriën die de infectie veroorzaken in de darmen en rondom de plasbuis. In sommige gevallen gaat het om bacteriën die overgedragen worden bij seksueel contact. Bij een infectie zijn deze bacteriën via de plasbuis de urinewegen binnengedrongen. De infectie kan de plasbuis, de prostaat, de blaas maar ook de (bij)bal aandoen.

Ruim 25% van de mannen die een urineweginfectie hebben gehad, krijgt binnen een jaar weer een infectie. Een infectie komt gemakkelijk terug als iemand te weinig drinkt en daardoor te weinig urine maakt. Of als iemand wel plast maar niet leeg plast. Sommige urineweginfecties kunnen leiden tot nierschade.

Vaak zijn er bij urineweginfecties plasproblemen, zoals vaak moeten plassen, steeds weer aandrang hebben om te plassen en pijn tijdens het plassen. De pijn kan ook uitstralen naar de balzak. Een zaadlozing kan dan ook pijnlijk zijn en het zaadvocht kan er anders uitzien. Buikpijn, koorts, pijn in de zij en een algemeen gevoel ziek te zijn, kunnen ook voorkomen. Wanneer een blaasontsteking niet op tijd wordt behandeld, kan een nierbekkenontsteking ontstaan.

Een man kan door deze infectie zeer ziek zijn. Vermoeidheid kan nog lang blijven zeuren ook als de temperatuur weer normaal is.

Wanneer u door de huisarts verwezen bent naar de uroloog zal deze verder onderzoek gaan doen en eventuele behandeling inzetten.

Verder onderzoek kan zijn: plasdagboek, bloed- en/of urine onderzoek, echo van de nieren, plassen op een ‘computertoilet’ en controleren of u leeg heeft geplast, een IPSS vragenlijst en een onderzoek van de prostaat. Afhankelijk van de oorzaak van uw prostaatontsteking kan ook een kijkonderzoek van de blaas worden verricht. De behandeling is afhankelijk van de uitslagen en is soms een langdurige antibioticakuur (onderhoudsbehandeling).

Een ander woord voor plassen/urinelozing is mictie. Door een mictielijst (plasdagboek) bij te houden kan inzicht worden verkregen in hoeveel iemand drinkt (vochtopname) en de hoeveelheid urine die wordt uit geplast of ongewild wordt verloren. Met deze gegevens kan een diagnose en een behandelplan worden (op)gesteld.

In een plas- of mictiedagboek gaat u gedurende 3 x 24 uur een dagboekje bij houden. Het is de bedoeling om dit dagboek op gewone dagen in te vullen, dus niet op een dag dat u een uitstapje heeft gepland of dingen die u anders niet zo vaak doet.

Het is niet noodzakelijk dat het drie opeenvolgende dagen zijn. 

Uw arts heeft u gevraagd per dag een lijst bij te houden met:
− op welke tijden u plast en/of drinkt;
− hoeveel u plast;
− hoeveel u drinkt;
− heeft u aandrang om te plassen of niet;
− is het plassen pijnlijk of niet;
− is er wel of geen sprake van urineverlies.

Zo kan de arts meer inzicht krijgen in uw klachten en in uw gewoonten. Een dergelijk lijst heet een mictiedagboek en bestaat uit drie dag lijsten. Voor de mannelijke patiënten bevat het mictiedagboek een extra vragenlijst: IPSS = internationale prostaat symptomen score. 

De dagelijkse vochtbehoefte voor een volwassene ligt tussen de 1½ en 2 liter per dag. Hierbij hoeft u niet alleen aan water te denken maar aan alles wat vocht is, zoals bijvoorbeeld een kop soep of een kom vla of
yoghurt. Als u veel transpireert of als u last hebt van diarree is het goed om meer te drinken om het extra vochtverlies weer aan te vullen. Het is normaal dat u wat minder plast dan u gedronken heeft op een
dag. Het kan zijn dat u van uw specialist (anders dan de uroloog) een vochtbeperking heeft gekregen. In dat geval moet u zich aan die vochtbeperking houden.

Het onderzoek

Het is de bedoeling dat u 3 x 24 uur een dag lijst invult. Dit hoeven geen drie aaneengesloten dagen te zijn. U kunt zelf bepalen wanneer het voor u uitkomt om het dagboek bij te houden.

Noteer telkens bij een bepaald tijdstip hoeveel u op dat moment drinkt en/of plast en/of hoeveel ongewild urine u verliest.

Hoeveelheid urine

De hoeveelheid urine, die u uitplast, meet u met een maatbeker. U zit daarbij op het toilet en houdt de maatbeker onder u vast (in het toilet dus). Plast u zelf altijd staande, dan plast u ook staande in de maatbeker. 

Hoeveelheden drinken

Het is belangrijk dat u zorgvuldig bijhoudt welke hoeveelheden u drinkt en plast. De kopjes, glazen, bekers en dergelijke die u thuis gebruikt kunt u een keer met een maatbeker vullen zodat u weet hoeveel erin gaat.

De hoeveelheid drinken kunt u ook schatten aan de hand van de volgende lijst:
Glas = 150 ml
Kopje = 125 ml
Mok of soepkom = 200 ml
Fruit = 75 ml

Aandrang en/of pijn

De vraag of u wel of geen aandrang heeft is belangrijk bij urineverlies en op de momenten dat u naar het toilet gaat. Het kan namelijk voorkomen dat u erge aandrang voelt en toch maar een kleine plas doet. Of juist dat u geen aandrang voelt terwijl u een grote plas doet en/of urine verliest.

Om de mate van aandrang en de mate van pijn aan te geven kunt u de
volgende tekens gebruiken:
− Geen = -
− Gering = +
− Matig = ++
− Sterk = +++


Urineverlies

Daarnaast kunt u noteren of er sprake is van urineverlies. Een richtlijn hiervoor is:


1. Druppels
2. Scheutjes
3. Kleding nat of verband verwisseld

Hierbij kunt u ook aangeven of u urine verliest bij bukken/hoesten/lachen

Een voorbeeld van een mictielijst ziet er zo uit

IPSS staat voor 'International Prostate Symptom Score' (ook wel bekend onder WHOPSS). Deze symptoom-scorelijst helpt de arts en de patiënt om meer inzicht te krijgen in de klachten van de patiënt bij (vermoedelijke) prostaatklachten.

Voor het kwantificeren van de ernst van de plasklachten en de door u ervaren hinder zijn verschillende vragenlijsten met bijbehorende scores ontwikkeld. Het meest gebruikt en bestudeerd is de Internationale Prostaat Symptoom Score. De IPSS vragenlijst is goed bruikbaar is voor een inschatting van de ernst van de symptomen en het monitoren van het beloop ervan met of zonder behandeling.

De gevalideerde vragenlijst bestaat uit acht vragen over plasklachten en over de kwaliteit van leven met deze plasklachten. De vragen gaan bijvoorbeeld over hoe vaak de patiënt plast, of de plas wordt onderbroken, of de plas uitgesteld kan worden en of er sprake is van een zwakke straal, persen of nachtelijk plassen. Voor elk van de klachten wordt gevraagd naar de frequentie ervan. Deze symptomen passen bij een prostaatvergroting.

De antwoorden worden gescoord op een zespuntenschaal (0-5 punten) en (ongewogen) opgeteld tot een totaal score. In de literatuur wordt doorgaans de volgende indeling naar ernst gehanteerd:

0 tot 7 punten – geen of geringe klachten
8 tot 19 punten – matige klachten
20 tot 35 punten – ernstige klachten

Om de ernst van de klachten nog beter in te kunnen schatten, is er ook een vraag opgenomen in de IPSS vragenlijst over hoe u uw kwaliteit van leven ervaart. 

U kunt de vragenlijst vinden op thuisarts.nl. Nadat u de IPSS-symptoomscorelijst heeft ingevuld, kunt u deze meenemen naar uw huisarts of uroloog. Er is ook een applicatie beschikbaar voor smartphones (android en apple) waarmee de vragenlijst eenvoudig is in te vullen. Met de IPSS-app kunnen zowel artsen als patiënten snel een beeld krijgen van de ernst van de klachten. 

Een flowmetrie is een onderzoek waarbij we de functie van de blaas testen. Het gaat hierbij om de kracht van de urinestraal tijdens het plassen.

Voorbereiding

Voor dit onderzoek is het belangrijk dat u een volle blaas heeft. Met een halfvolle blaas lukt de meting niet. Dit betekent dat u minstens 2 uur voor uw bezoek aan de polikliniek moet uitplassen en daarna de urine moet ophouden. Daarbij gaat u extra drinken, zodat u aandrang heeft als u op de polikliniek komt. Het onderzoek lukt het beste als u normale tot sterke aandrang om te plassen voelt.

Flowmetrie

Tijdens het onderzoek plast u in een speciaal daarvoor bestemd toilet. Er is een meter ingebouwd in het toilet die de kracht van de straal meet. Deze meting wordt geregistreerd op grafiekpapier.

Echo van de blaas

Na een flowmetrie maakt de verpleegkundige meestal ook een echo van de blaas. Dit is om te zien of u uw blaas helemaal leeg plast. Als er te veel urine achterblijft kan dit klachten veroorzaken. Met een uitwendige echografie wordt de hoeveelheid urine gemeten die na het plassen in de blaas is achtergebleven. Dit noemt men een echo-residu bepaling. Het onderzoek is ongevaarlijk en geeft geen bijwerkingen.

Bij dit onderzoek maakt men gebruik van geluidsgolven (trillingen). Deze zijn niet hoorbaar. De geluidsgolven kunnen worden opgewekt door een transducer. Dit is een zender/ontvanger. Door de transducer over uw buik te bewegen worden de geluidsgolven in uw buik gezonden. De organen in uw buik, dus ook de blaas, weerkaatsen deze geluidsgolven. Dit noemt men echo's. Deze echo's worden op een beeldscherm weergegeven. Zo kan men nauwkeurig meten hoeveel urine er na het plassen in de blaas is achtergebleven. De verpleegkundige brengt voor het onderzoek een beetje gelei op de huid van de buik aan ter hoogte van de blaas. Het onderzoek duurt enkele seconden.

Nazorg

Na het onderzoek komt u op het afgesproken tijdstip bij de uroloog voor de uitslag van het onderzoek en kan een behandelplan opgesteld worden.

De uroloog kan middels een TRUS de prostaat onderzoeken. TRUS staat voor Trans Rectal UltraSound. Dit is een inwendig onderzoek van de prostaat met behulp van geluidsgolven (echografie).

Een vergrote prostaat kan tot plasproblemen leiden. Meestal gaat het om een goedaardige vergroting, maar soms ontstaat in de prostaat een kwaadaardige aandoening. Met de TRUS krijgt uw arts aanvullende informatie over uw prostaat, naast de onderzoeken die u al eerder heeft gehad, zoals rectaal onderzoek, uroflowmetrie en bloedonderzoek.

Het onderzoek

Als u uitgekleed bent, gaat u op de onderzoektafel liggen. Soms moet u op uw rug liggen met uw benen in beensteunen en soms kan u op u zij liggen op een onderzoeksbank. De uroloog onderzoekt vervolgens uw prostaat via uw anus. De medische term voor dit onderzoek is rectaal toucher. Tijdens dit onderzoek brengt de uroloog wat glijmiddel aan in uw anus.

Hierna begint het echografisch onderzoek, waarbij de arts een echosonde enkele centimeters in uw anus (endeldarm) schuift. Een echosonde heeft de vorm van een buisje en zendt geluidsgolven uit. Naast de onderzoektafel staat een beeldscherm waarop de arts vervolgens uw prostaat bekijkt.

Tijdens het onderzoek wordt steeds verteld wat er gaat gebeuren. U kunt dan ook uw vragen stellen.

Echografisch onderzoek is niet pijnlijk. Het inbrengen van de echosonde in de anus kan wel een wat vervelend en vreemd gevoel geven. 

 

Nazorg

Voor zover mogelijk krijgt u de uitslag van de echobeelden direct te horen. De uroloog kan veelal wat zeggen over de grootte van de prostaat en hoe de prostaat aanvoelt.

Bij dit onderzoek worden de nieren in beeld gebracht. Afwijkingen in de vorm en grootte van de nieren zijn zo goed te zien.

Afwijkingen kunnen duiden op verminderd nierweefsel of een toename door bijvoorbeeld een niertumor. Als er in de nier stenen zitten, zijn deze goed zichtbaar op de echografie. Ook een vergrootte nier wordt gemakkelijk herkend door de urine die in de nier opgesloten zit.

Voorbereiding

Het onderzoek vindt poliklinisch plaats en duurt ongeveer 10 tot 15 minuten. U moet met een volle blaas komen. Het hangt af van het ziekenhuis of uw uroloog of de radioloog dit onderzoek verricht.

Het onderzoek

Tijdens het onderzoek ligt u op de onderzoekstafel, of zit u op een kruk. De uroloog of radioloog smeert een niet vette gel op u rug of buik.

Letterlijk betekent echoscopie ‘kijken met geluid’. Bij echoscopie wordt gebruik gemaakt van geluid dat zo hoog is, dat het voor mensen niet te horen is. Het geluid veroorzaakt trillingen, die worden teruggekaatst door de organen in het lichaam. De teruggekaatste trillingen worden opgevangen en zichtbaar gemaakt op een beeldscherm. Bij een echografie van de nieren drukt de uroloog met de echo-probe op de buik of de rug om de nieren in beeld te krijgen.

De echografie wordt ook gebruikt om een endoscopische operatie (sleutelgatoperatie) te kunnen doen. Met behulp van de echografie weet de arts waar hij door de buikwand moet gaan om bij de nier uit te komen. Op deze manier worden ook nierstenen verwijderd.

Nazorg

Als u na het onderzoek weer aangekleed bent, bespreekt de uroloog gelijk de uitslag met u. Na afloop kunt u meteen naar huis. Indien de radioloog uw echo heeft verricht, krijgt u een afspraak mee voor de uitslag bij de uroloog.

Een cystoscopie is een kijkonderzoek van de plasbuis en de blaas. Dit wordt gedaan met een cystoscoop door een uroloog.

Een cystoscopie kan verricht worden indien u bloed plast, bij verdenking van een afwijking van de blaas of plasbuis en bij plasklachten.

Voorbereiding

Voor een cystoscopie hoeft u geen speciale voorbereidingen te treffen. Ondanks het verdovende glijmiddel kan het inbrengen van de cystoscoop als vervelend worden ervaren. Omdat uw blaas wordt gevuld met een zoutoplossing krijgt u aandrang om te plassen.

Als u iemand mee wilt nemen voor steun, overleg dit dan met de arts.

Het onderzoek

Tijdens dit onderzoek ligt u met ontbloot onderlijf op een behandeltafel met uw benen gespreid in beensteunen. We maken uw penis of schede schoon met water en we spuiten verdovend glijmiddel in uw plasbuis.

Als dat is ingewerkt, brengt de uroloog de cystoscoop via de plasbuis in de blaas. Om de wand van de blaas goed te kunnen zien, laten we een steriele zoutoplossing in uw blaas lopen.

Er zijn flexibele en starre cystoscopen. Bij mannen wordt de flexibele cystoscoop gebruikt omdat zij een langere plasbuis hebben. Bij vrouwen wordt de starre cystoscoop gebruikt.

We onderzoeken uw blaaswand, de wand van de plasbuis en (bij mannen) de doorgang in de prostaat. Zien we afwijkingen, dan nemen we een stukje weefsel uit en laten dat onderzoeken door het laboratorium.

 

 

Nazorg

Als er geen bijzonderheden zijn, hoort u dat meteen. Zijn er stukjes weefsel afgenomen, dan duurt het onderzoek daarvan ongeveer 10 werkdagen. Uw arts maakt een afspraak met u om de uitslag te bespreken.  Na het onderzoek moet u de zoutoplossing uitplassen. Uw plasbuis is nog een paar dagen gevoelig. Door veel te drinken, wordt het plassen minder branderig. Uw urine kan een paar dagen rood van kleur zijn.

Als u koorts krijgt, veel pijn en de klachten bij het plassen blijven aanhouden, neem dan contact op met uw behandelend arts.

Bij kinderen

Als uw kind plasklachten of vaak urineweginfecties heeft, kan worden besloten dat er een kijkoperatie van blaas en plasbuis zal plaats vinden. Deze kijkoperatie vindt plaats op de operatiekamer onder anesthesie. Soms wordt besloten in de blaas én de plasbuis te kijken omdat er bij een ander onderzoek een afwijking is gezien.

Afhankelijk van wat er tijdens de kijkoperatie is gezien, wordt er voor uw kind een controle afspraak gemaakt bij de kinderuroloog.

Afwijkingen in blaas of plasbuis

Tijdens de kijkoperatie wordt in de blaas gekeken of het slijmvlies niet ontstoken is, hoe gespierd de blaaswand is en of de openingen van de urineleiders er normaal uitzien. In de plasbuis wordt gekeken of er geen vernauwingen zijn. Met name de uitgang van de plasbuis (het plasgaatje) kan soms te nauw zijn. In de plasbuis van jongens wordt gekeken of er plasbuiskleppen of andere vernauwingen aanwezig zijn. Plasbuiskleppen (of urethrakleppen) zijn vliesjes die diep in de plasbuis aanwezig kunnen zijn en deze kunnen de plasstraal belemmeren. 
Als er tijdens de kijkoperatie een afwijking in de blaas of plasbuis wordt gezien, kan deze afwijking meestal direct tijdens de kijkoperatie worden verholpen. Zo nodig brengt de arts een blaaskatheter in, deze blijft soms één nacht zitten.

Opname

Uw kind wordt opgenomen op een van de verpleegafdelingen van het ziekenhuis. Afhankelijk van de leeftijd van uw kind en het tijdstip van de operatie vindt opname plaats op de dag van het onderzoek: uw kind moet dan nuchter komen of op de dag vóór het onderzoek: uw kind hoeft dan niet nuchter te komen

De opname duurt meestal een dag, afhankelijk van het herstel van het kind. Als uw kind tijdens de kijkoperatie een blaaskatheter (deze wordt in de blaas ingebracht via de plasbuis) krijgt, dan moet uw kind soms een nacht in het ziekenhuis blijven. Het kan ook voorkomen dat de katheter al een paar uur na de operatie wordt verwijderd. Uw kind kan dan, nadat het een plas heeft gedaan, dezelfde dag mee naar huis.

Medicatie

Indien uw kind thuis dagelijks antibiotica gebruikt dient u hiermee door te gaan tot aan de operatiedag. 
Tijdens de operatie wordt een infuus ingebracht. Via dit infuus krijgt uw kind antibiotica toegediend. Na de operatie hoort u van de kinderuroloog of uw kind thuis moet doorgaan met de antibiotica.

Als uw kind een blaaskatheter krijgt, dan wordt soms driemaal daags een medicijn (meestal Oxybutynine in de vorm van een drankje of een pilletje) voorgeschreven. Dit ter voorkoming van blaaskrampen. Het medicijn wordt gestopt voordat de blaaskatheter wordt verwijderd.

Pijnbestrijding

Om ervoor te zorgen dat uw kind na de operatie zo weinig mogelijk pijn heeft, wordt een plaatselijk verdovingsmiddel ingespoten bij het stuitje. Andere mogelijkheid is dat uw kind pijnmedicatie krijgt toegediend in het infuus of via de mond. Als uw kind, ondanks de pijnmedicatie, aangeeft nog steeds pijn te hebben, dan kan in overleg met de anesthesist extra medicatie worden gegeven. 
Met name plassen kan gevoelig zijn, dit kan een tot meerdere dagen duren. Daarom wordt geadviseerd om uw kind tot 48 uur na de operatie op regelmatige tijden paracetamol te geven, indien nodig kunt u hiermee nog twee dagen langer doorgaan met pijnmedicatie.

Nazorg

Als uw kind geen blaaskatheter heeft en de conditie van uw kind goed is, dan kan uw kind dezelfde dag naar huis. Als uw kind een blaaskatheter voor de nacht heeft, dan wordt deze in principe de volgende ochtend verwijderd. Als uw kind daarna goed heeft geplast en een goede conditie heeft, dan mag uw kind naar huis.
Thuis mag uw kind weer alles doen. Als uw kind zich goed voelt, dan mag het de volgende dag weer naar school.
Heeft uw kind een wondje bij het plasgaatje, of zitten er hechtingen, dan is gymnastiek, sportbeoefening, stoeien en zwemmen de eerste week niet verstandig.
Uw kind mag gewoon douchen of in bad gaan.

Bijwerkingen

Om pijnklachten zoveel mogelijk te voorkomen is het verstandig dat uw kind voldoende drinkt. Het kan voorkomen dat na de kijkoperatie een ‘branderig ‘ gevoel ontstaat tijdens het plassen. Het is belangrijk dat uw kind de urine niet ophoudt. Als uw kind vaker plast verminderen de klachten. Ook kan er soms wat bloed in de urine zitten, dit verdwijnt meestal na enkele uren. 
Bij een wond in de plasbuis kunnen tot een aantal dagen na de operatie enkele zwarte korrels meekomen in de plas, dit zijn korstjes die mee geplast worden.

Het is raadzaam om contact met het ziekenhuis op te nemen als:

  • Uw kind koorts krijgt (temperatuur hoger dan 38,5 C)
  • Uw kind langer dan een paar dagen pijn houdt of opnieuw pijn krijgt bij het plassen
  • De pijn niet verdwijnt na het gebruik van pijnmedicatie
  • De urine erg gaat ruiken
  • Uw kind veel bloed verliest bij het plassen
Bij een van deze klachten kunt u in overleg met de arts of verpleegkundige van de polikliniek of van de verpleegafdeling bekijken hoe u uw kind het beste kunt verzorgen. Zo nodig wordt de geplande afspraak voor controle op de polikliniek vervroegd. 

Net zoals een blaasontsteking, wordt een prostaatontsteking behandeld met een kuur antibiotica. Deze kuur moet u altijd afmaken, anders kan de infectie terugkomen. Vooral bij een prostaatontsteking kan het nodig zijn om antibiotica voor een langere periode te nemen. Bij de ene patiënt kan dat 2 weken zijn, voor een ander soms 4 – 6 weken.

Het is erg belangrijk dat u deze kuur helemaal afmaakt, ook wanneer de klachten zijn verminderd of zelfs al zijn verdwenen. De ontsteking kan anders gemakkelijk weer terugkomen.

Wanneer de klachten voorbij zijn en de kuur is opgemaakt kan de arts u vragen om nog eens de urine te laten nakijken om te zien of alles in orde is.

In enkele gevallen zal uw huisarts u naar de uroloog verwijzen. Dit gebeurt meestal wanneer de voorgeschreven medicijnen niet werken of wanneer u binnen betrekkelijk korte tijd een nieuwe infectie krijgt.

Een lichte urineweginfectie komt vaak voor en gaat meestal vanzelf over. Het is raadzaam:

  1. Veel te drinken, liefst ruim twee liter per dag. Hierdoor maakt u meer urine. Om blaasontstekingen te voorkomen, zou u 1 ½ tot 2 liter urine per 24 uur moeten maken. Meet het eens met een maatbeker en noteer de hoeveelheid van alle plassen per 24 uur. Dit wordt ook wel een plasdagboek of mictielijst genoemd. Deze informatie is voor een arts zeer nuttig
  2. Regelmatig naar het toilet te gaan
  3. Het toiletbezoek niet uit te stellen
  4. De blaas helemaal leeg te plassen