Bij een blaasspoeling brengt de arts of verpleegkundige medicijnen in de blaas. Een ander woord hiervoor is blaasinstillatie. De arts brengt eerst een blaaskatheter in: een slangetje dat via de plasbuis in de blaas uitkomt. Via de katheter loopt alle urine uit de blaas. Daarna brengt de arts de vloeistof met het medicijn in de blaas. Is het medicijn ingebracht, dan mag de katheter er weer uit. De behandeling vindt plaats op de polikliniek. Er zijn drie mogelijke blaasspoelingen:

  • Eenmalige blaasspoeling met chemotherapie
  • Aanvullende blaasspoelingen met chemotherapie
  • Aanvullende blaasspoelingen met BCG

Indicaties blaasspoelingen per risicogroep:

  • Laag risico groep: eenmalige blaasspoeling met chemotherapie
  • Midden risico groep: maximaal een jaar chemotherapie of BCG
  • Hoog risico groep: Een tot drie jaar BCG.

Soms wordt een blaasspoeling met chemotherapie direct na de TUR-blaas gegeven. Als uit de latere diagnose blijkt dat tumor een midden of hoog risico heeft, dan is alsnog een aanvullende serie blaasspoelingen nodig.

Eenmalige blaasspoeling

Hoe werkt een eenmalige blaasspoeling?

Een eenmalige blaasspoeling bestaat uit één enkele toediening met chemotherapie (bijvoorbeeld  mitomycine of epirubicine). Deze middelen behoren tot de cytostatica, een groep medicijnen die cellen doden of de celdeling remmen. Ze werken goed tegen snel delende cellen zoals kankercellen, en hebben minder effect op gezonde cellen. De eenmalige blaasspoeling wordt uitgevoerd na een TUR-blaas. Het medicijn in de spoeling doodt ronddrijvende en achterblijvende kankercellen en niet-waarneembare tumoren. De spoeling wordt daarom zo snel mogelijk na de TUR-blaas uitgevoerd: in ieder geval binnen 24 uur, maar wanneer mogelijk binnen twee uur of zelfs al in de operatiekamer. Het advies is om de 4 uren voorafgaande aan de spoeling niet te veel te drinken, zodat de oplossing niet te veel verdund wordt door urine. Dan werkt het medicijn beter. Na 1 of 2 uur kan het medicijn gewoon uit geplast worden.

Indicaties eenmalige blaasspoeling

Een eenmalige blaasspoeling wordt gegeven als tijdens de TUR-blaas een oppervlakkige tumor volledig en veilig kan worden weggesneden en/of als er een lage kans is op terugkeer van de tumor (recidief) en de patiënt in de lage risicogroep zit. Een enkele blaasspoeling wordt niet gegeven als meerdere tumoren zijn gevonden, een operatie met verwijdering diep in de blaaswand nodig was en/of mogelijk sprake was van een scheurtje van de blaas.

Bijwerkingen

De bijwerkingen van een blaasspoeling beperken zich tot een branderig gevoel tijdens het plassen, dat na 1-2 dagen overgaat. Het maakt daarbij niet uit wat voor medicijn er gebruikt is. Enkele veel voorkomende bijwerkingen van blaasspoelingen met chemotherapie zijn irritatie van de urinewegen, zoals pijn bij het plassen, bloed in de urine of vaak moeten plassen. Deze bijwerkingen gaan vanzelf over na het stoppen van de behandeling. 

Aanvullende blaasspoeling met chemotherapie

Hoe werkt een eenmalige blaasspoeling?

Een eenmalige blaasspoeling bestaat uit één enkele toediening met chemotherapie (bijvoorbeeld mitomycine of epirubicine). Deze middelen behoren tot de cytostatica, een groep medicijnen die cellen doden of de celdeling remmen. Ze werken goed tegen snel delende cellen zoals kankercellen, en hebben minder effect op gezonde cellen. De eenmalige blaasspoeling wordt uitgevoerd na een TUR-blaas. Het medicijn in de spoeling doodt ronddrijvende en achterblijvende kankercellen en niet-waarneembare tumoren. De spoeling wordt daarom zo snel mogelijk na de TUR-blaas uitgevoerd: in ieder geval binnen 24 uur, maar wanneer mogelijk binnen twee uur of zelfs al in de operatiekamer. Het advies is om de 4 uren voorafgaande aan de spoeling niet te veel te drinken, zodat de oplossing niet te veel verdund wordt door urine. Dan werkt het medicijn beter. Na 1 of 2 uur kan het medicijn gewoon uit geplast worden.

Indicaties eenmalige blaasspoeling

Een eenmalige blaasspoeling wordt gegeven als tijdens de TUR-blaas een oppervlakkige tumor volledig en veilig kan worden weggesneden en/of als er een lage kans is op terugkeer van de tumor (recidief) en de patiënt in de lage risicogroep zit. Een enkele blaasspoeling wordt niet gegeven als meerdere tumoren zijn gevonden, een operatie met verwijdering diep in de blaaswand nodig was en/of mogelijk sprake was van een scheurtje van de blaas.

Bijwerkingen

De bijwerkingen van een blaasspoeling beperken zich tot een branderig gevoel tijdens het plassen, dat na 1-2 dagen overgaat. Het maakt daarbij niet uit wat voor medicijn er gebruikt is. Enkele veel voorkomende bijwerkingen van blaasspoelingen met chemotherapie zijn irritatie van de urinewegen, zoals pijn bij het plassen, bloed in de urine of vaak moeten plassen. Deze bijwerkingen gaan vanzelf over na het stoppen van de behandeling.

Aanvullende blaasspoelingen met BCG

Hoe werken aanvullende blaasspoelingen met BCG?

BCG (Bacillus Calmette-Guérin) is een vaccin en gemaakt van een verzwakte bacterie die tuberculose veroorzaakt. BCG activeert het immuunsysteem door het veroorzaken van een oppervlakkige ontsteking in de blaas die afweercellen aantrekt die kankercellen doden. Om deze reden is het zeer belangrijk dat een eventuele voorgeschiedenis – of zelfs maar de verdenking – van tuberculose bekend is bij uw arts. Eventuele eerdere immunotherapie moet ook worden gemeld.

Indicaties

BCG therapie kan het risico op verdere groei voor alle soorten niet-spierinvasieve tumoren verminderen, maar omdat het een behandeling is met meer bijwerkingen dan, wordt het vooral ingezet bij patiënten in de hoog risicogroep. Bij patiënten in de midden risicogroep moet de afweging gemaakt worden tussen de nagenoeg gelijke effectiviteit van BCG en chemotherapie, op basis van de status van de individuele patiënt, en de te verwachten  bijwerkingen.

Een behandeling met BCG is géén optie:

  • in de eerste twee weken na een TUR-blaas
  • in patiënten met bloed in de urine
  • na een traumatische katheterisatie
  • in patiënten met urineweginfectie omdat er dan een verhoogd risico bestaat op het oplopen van een tuberculose-infectie.

De Behandeling

De behandeling begint meestal een paar weken na de TUR-blaas en wordt eenmaal per week gegeven gedurende 6 weken. Lange termijn BCG therapie ('onderhoud' genoemd) wordt gegeven voor 1-3 jaar. In het eerste jaar wordt behandeld met een serie van 3 wekelijkse spoelingen elke 3 maanden, met uitzondering van maand 9 Dit betekent spoeling 7, 8 en 9 drie maanden na TUR-blaas, spoeling 10, 11 en 12 zes maanden na TUR-blaas en spoeling 13, 14 en 15 12 maanden na TUR-blaas. Verschillende spoelschema’s zijn getest en bewezen effectief, maar patiënten reageren verschillend op de therapie. Daarom is het optimale aantal blaasspoelingen en de frequentie en duur van de onderhoudsbehandeling nog niet vastgesteld. Afhankelijk van het succes van de behandeling, de kosten en de bijwerkingen, kan besloten worden het spoelschema te verlengen tot 3 jaar, waarbij er elk half jaar nog 3 wekelijkse spoelingen worden gegeven.

Bijwerkingen

Enkele veel voorkomende bijwerkingen van blaasspoelingen met BCG zijn vergelijkbaar met die van blaasspoelingen met chemotherapie voor wat betreft blaasklachten. Van BCG is echter bekend dat het meer bijwerkingen met zich meebrengt dan blaasspoelingen met chemotherapie. BCG kan een brandend gevoel geven in de blaas en er kunnen symptomen ontstaan die lijken op griep, zoals koorts, rillingen en vermoeidheid. In zeldzame gevallen komt BCG in de bloedbaan en de rest van het lichaam terecht, waardoor een ernstige infectie (bloedvergiftiging) kan ontstaan. De tekenen van sepsis zijn hoge koorts die niet weg gaat met een pijnstiller, en in dit geval moet direct de arts ingelicht worden. De arts zal antibiotica voorschrijven die normaal worden ingezet tegen tuberculose. Deze antibiotica moeten gedurende enkele weken worden ingenomen.