Na de behandeling van nierkanker volgt de uroloog patiënten actief op de volgende punten:

  • Heeft de operatie tot complicaties geleid?
  • Is de functie van de overgebleven nier of behandelde nier achteruit gegaan?
  • Is de tumor in de behandelde nier, of op de plaats van de weggehaalde nier, terug gekomen?
  • Is er een tumor ontstaan in de niet behandelde nier?
  • Zijn uitzaaiingen aanwezig?

Onderzoeken die de uroloog kan doen zijn een röntgenfoto van de borst, een CT-scan, echografie, een MRI-scan (niet standaard) en bloedonderzoek. In het bloed worden onder andere serum creatinine en eGFR gemeten, twee stoffen die aangeven hoe goed de nieren functioneren. Hoeveel controlebezoeken gepland worden, is afhankelijk van het risicoprofiel van de patiënt;

Controle patiënten met een laagrisicoprofiel
Terugkeer van een tumor na het (gedeeltelijk) weghalen van een nier bij patiënten met een laag risicoprofiel is klein (5 tot 10%). Maar de kans is toch wat groter dan bij mensen die geen nierkanker hebben gehad, dus monitoring hiervan met echografie en soms ook een CT-scan is zinvol. Hoe eerder een tumor wordt ontdekt, hoe groter de kans op gehele genezing. Standaard is het eerste jaar twee controles, en daarna tot vijf jaar na de behandeling elk jaar. Voor de meeste controles zal de uroloog een CT-scan van de borst en bloedonderzoek laten uitvoeren. Bij de eerste controle is dat vaak een echografie van buik en nieren en bloedonderzoek.

Controle patiënten met een hoog risicoprofiel
Standaard bij patiënten met een midden of hoog risico profiel is de eerste drie jaar na de behandeling elk half jaar een controle, en daarna tot tien jaar elk jaar. Bij deze controles kan de arts gebruik maken van een echografie, een röntgenfoto van de borst en bloedonderzoek. Soms wordt ook gekozen voor een CT-scan of MRI-scan.