De arts maakt gebruik van zes verschillende factoren om de patiënt in te delen in een van de drie groepen (laag midden, of hoog risico). Deze indeling (ook stratificatie genoemd) is een inschatting van het risico op terugkeer en/of doorgroei van de kanker, en wordt gebruikt om de behandelingen die worden aangeboden en de controle die nodig is te kunnen bepalen.

De zes factoren zijn:

  1. tumorstadium
  2. gradering (agressiviteit of kwaadaardigheid)
  3. de aanwezigheid vam TIS (CIS) tumoren
  4. wel / geen terugkerende tumoren
  5. het aantal tumoren en de grootte van de tumor

1. Het tumor stadium
Alleen de tumoren met stadia Ta, T1, en Tis wijzen op niet-spier-invasieve blaaskanker (zie fig.1):

  • Ta tumoren beperken zich tot het slijmvliesweefsel (urotheel) van de blaaswand.
  • T1 tumoren zijn het bindweefsel onder het slijmvliesweefsel binnengedrongen maar niet uitgegroeid tot in de spieren van de blaaswand.
  • Tis (of CIS) tumoren zijn platte fluweelachtige tumoren en beperken zich tot de blaaswand. Ze hebben wel een verhoogd risico op verspreiding naar de diepere lagen van de blaas.

Fig. 1: Tumorstadia Ta, T1, en Tis wijzen op niet-spier-invasieve blaaskanker.

2. Gradering
Tijdens het onderzoeken van weefsel onder een microscoop (histologische analyse), zal de patholoog de tumoren beoordelen op basis van hun potentieel om te groeien (kwaadaardigheid). Dit is te zien aan het uiterlijk van de cellen, en resulteert in de gradatie laag (G1), midden (G2) of hoog (G3). De indeling in risicogroepen, ook wel risicostratificatie genoemd, wordt gebruikt om nog nauwkeuriger aanbevelingen voor de behandeling te kunnen doen.

  • Graad 1: de kankercellen wijken weinig af van normale blaascellen
  • Graad 2: de kankercellen zijn meer afwijkend in vergelijking met graad 1
  • Graad 3: de kankercellen zien er erg anders uit dan gezonde cellen

3. Tis of (CIS) tumoren
Tis (of CIS) tumoren kunnen afzonderlijk voorkomen of naast Ta of T1 tumoren. Ze brengen een verhoogd risico op verspreiding met zich mee naar de diepere lagen van de blaas en worden daarom als hoog risico beschouwd.

4. Terugkeer (recidief)
Niet-spierinvasieve blaaskanker kan na eerdere behandeling terugkeren (recidief). Hoe aggressiever de kanker (kwaadaardigheid; zie gradering), des te hoger is de kans op een recidief. Terugkeer wordt als hoog risico beschouwd.

5. Het aantal tumoren en de grootte
De kans op een terugkeer (recidief) wordt naast de gradering (kwaadaardigheid) van de tumor, bepaald door het aantal tumoren en hun grootte (kleiner of groter dan 3cm). Deze zes verschillende factoren worden gebruikt om de patiënt in te delen in een van drie groepen (laag, midden, of hoog risico).

Laag risico: in deze groep zitten patiënten die niet eerder een afwijking aan de blaas hebben gehad, met een tumor die zich beperkt zich tot het slijmvliesweefsel (urotheel) van de blaaswand (Ta) en kleiner is dan drie centimeter (<3cm). De kankercellen wijken nog weinig af van gezonde cellen (Graad 1).

Midden risico: In deze groep zitten patiënten met iedere mogelijke tumor die niet specifiek in de laag- of hoog risicogroep kan worden.

Hoog risico: In deze groep zitten patiënten met T1 of Tis tumor. T1 en Tis (CIS) tumoren beperken zich nog min of meer tot de blaaswand. De kankercellen wijken sterk af van gezonde cellen (Graad 3). Meerdere grote (>3 cm) Ta tumoren, of snel terugkerende tumoren worden ook beschouwd als hoog risico.

Op basis van een risicoprofiel wordt vastgesteld wat de kans is op het terugkomen van de blaaskanker (recidief) is en op het verder ontwikkelen tot een spierinvasieve blaaskanker.