Hoe werkt radiotherapie?

Radiotherapie is een behandeling waarbij gebruik wordt gemaakt van ‘bestraling’. Deze bestraling beschadigt het DNA van kankercellen, zodat de cellen sterven. Radiotherapie tast ook gezond weefsel aan, maar door het snellere herstel van gezonde cellen en de steeds nauwkeurigere bestralingstechnieken blijft de schade beperkt. Meerdere behandelingen nodig om de tumor te vernietigen zonder daarbij het gezonde weefsel aan te tasten. De hoeveelheid bestralingen zegt niet altijd iets over de ernst van de ziekte. 

Er zijn 2 soorten bestraling:

  • uitwendige bestraling (door de huid heen)
  • inwendige bestraling (van binnenuit). Dit wordt ook wel brachytherapie genoemd

Uitwendige radiotherapie

Uitwendige radiotherapie wordt gegeven aan patiënten die een spierinvasieve blaastumor hebben en die geen cystectomie kunnen of willen ondergaan. In vergelijking met volledige verwijdering van de blaas, zijn resultaten van alleen uitwendige bestraling minder gunstig gebleken. Met een combinatie van radiotherapie en chemotherapie (chemoradiatie) kunnen wel goede resultaten worden behaald. 

Uitwendige bestraling wordt uitgevoerd met een bestralingsapparaat. Dit apparaat vuurt een straal deeltjes door de huid richting de tumor. Om te bepalen hoe het apparaat precies gericht moet worden is een CT-scan nodig. Na de behandeling blijft er geen straling achter in het lichaam. Over het algemeen wordt de patiënt 4 tot vijf maal per week gedurende zes tot zeven weken bestraald. In die periode wordt er, per keer, gedurende een aantal minuten een kleine dosis straling toegediend. Voor uitwendige bestraling is geen opname in het ziekenhuis nodig.

Bijwerkingen 
Radiotherapie voor blaaskanker is een zeer veilige behandeling. Het kan bijwerkingen veroorzaken, maar het hoeft niet. De meeste klachten verdwijnen een paar weken na de behandeling. Bijwerkingen door uitwendige bestraling kunnen zijn:

  • vermoeidheid
  • verkleuring van de huid op de plek van bestraling 
  • irritatie van de darmen en de blaas

Bij irritatie van de darmen en de blaas kan het gaan om:  blaas- of darmkrampen, het gevoel te moeten plassen of aandrang  voor ontlasting terwijl dat niet zo is, dunnere of hardere ontlasting, vaker moeten plassen of een branderig gevoel bij het plassen, bloed in de urine of bij de zaadlozing. Op de lange termijn kan uitwendige bestraling lijden tot:

  • geen zaadlozing (droog orgasme)
  • erectiestoornissen
  • bloed in de urine
  • problemen met de ontlasting (diarree

Bij problemen met de ontlasting kan het voorkomen dat iemand vaker of juist minder vaak naar de WC moeten dan voorheen, slijm en/of bloedverlies heeft bij de ontlasting. Dit ontstaat vaak pas na een jaar of later en is niet gevaarlijk. Het kan na een aantal jaren vanzelf genezen. 

Inwendige radiotherapie (brachytherapie)

Bij een kleine blaastumor kan de arts samen met de patiënt overwegen om de tumor te behandelen met inwendige bestraling (ofwel brachytherapie). Met deze behandeling wordt de tumor van binnenuit bestraald. Het voordeel is dat het doelgebied heel gericht behandeld kan worden. Hierdoor worden zo min mogelijk gezonde cellen beschadigd. 

Brachytherapie kan gedaan worden met of zonder een gedeeltelijke verwijdering van de blaas. De patiënt ondergaat dan eerst een operatie onder algehele narcose met gedeeltelijke verwijdering (partiële cystectomie) van het deel van de blaas waar de tumor zit.  Daarna wordt de inwendige bestarlingstherapie toegepast.

Brachytherapie met of zonder gedeeltelijke verwijdering van de blaas  is een overweging voor patiënten met:

  • een T1-T2 tumor van minder dan 5 cm 
  • een T2-T4a spierinvasieve tumor, als daarnaast ook Cisplatin bevattende chemotherapie wordt gegeven (chemoradiatie).

Belangrijk om te weten is dat inwendige radiotherapie voorafgegaan wordt door uitwendige radiotherapie. Voor de inwendige therapie wordt de patiënt een paar dagen opgenomen. Op de tweede dag van de opname wordt worden middels een operatie onder narcose enkele buisjes en een katheter in de blaas geplaatst. Via de buisjes, die uit de buik steken, wordt afhankelijk van het protocol, enkele keren per dag de bestralingsbron ingebracht. Tijdens de dagen dat de bestraling wordt gedaan is de patiënt onder gedeeltelijke verdoving via een ruggenprik. Dat legt de darmen stil, en de patiënt moet daarom een strikt, vloeibaar dieet volgen. 

Bijwerkingen

Voorkomende klachten na de behandeling zijn:

  • Blaaskrampen (hier is medicatie voor)
  • Vaker moeten plassen
  • Littekens die eventueel pijn doen